9. De werkplaats aan de Havenstraat
Het moest er toch een keer van komen; Ik had in het dorp al rondverteld dat ik naar een ruimte op zoek was. En na wat schuren te hebben bekeken, kreeg ik de tip van Harm Kuipers. Die wilde de voormalige brandstoffen loods van zijn vader, aan de Havenstraat 9A in Annen wel aan mij verhuren. Wij kenden elkaar al vaag en hij vond het wel leuk zoals wij bezig waren. Zelf was hij in een burgerbaan bij defensie, betrokken bij aanschaf en onderhoud van legervoertuigen. Al snel werden we het eens en moest er dus een naam op de voorgevel komen. Iedereen dacht mee, vrienden, familie en klanten.
Het werd “de Eendekooi”, ondanks dat ik daar nog steeds op gewezen wordt, fonetisch niet correct, werd er voor gekozen, de tweede “n” in de naam weg te laten. Dit om duidelijk onderscheid te maken met de jacht op en het houden van levende eendjes. Terwijl, wat wij deden met rijdende eenden, daar toch wel veel van weg had. Mijn vader bood aan het naambord aan te schaffen , te beschilderen en te beletteren en op de foto zien we, hoe dit bord op de eerste werkplaatsgevel wordt geschroefd.
Trots als een pauw natuurlijk werd het hele spul verhuisd naar de Havenstraat en kregen we thuis ineens weer heel veel ruimte. Er kwam zelfs een schommel te hangen in de oude schuur. In de nieuwe werkplaats kwamen grote magazijnkasten, deels van staal, afkomstig van de oude elektriciteitsmaatschappij in Groningen.
Er kwam een nieuw lastoestel. En er kwam een bedrijfskachel, gestookt op afgewerkte motorolie, dat toen altijd ruim voorradig was. Zo niet uit eigen auto’s dan wel van de omliggende garagebedrijven. Het was nog voor de tijd dat alle afgewerkte olie moest worden opgegeven en ingeleverd. Een pracht systeem, die kachel: Als je twee onderhoudsbeurtjes had gedaan aan een eend, had je voor een dag warmte in de hele werkplaats: 5 liter afgewerkte olie. Het was een gesloten systeem. De lucht voor de verbranding werd via een dikke pijp van buiten aangevoerd. De rook van de verbrande olie werd door de afvoerpijp afgevoerd en kwam buiten als een mooie witte pluim rook. De warmte binnen werd d.m.v. een ventilator door de werkplaats rond geblazen. Ik stond er regelmatig naast, een eend te spuiten of een rek met portieren, spatborden, motorkappen e.d. Aan het rooster van de ventilator kon je zien, welke kleur lak je had gebruikt.
De synthetische lak, waarmee ik toen werkte, kwam weer van een autolakkenwinkeltje in Stadskanaal. Deze winkel werd beheerd door de vrouw van autoschadeherstelbedrijf Sligter. Aardige mensen. Echt met liefde voor hun vak, werd de verf net zo lang gemengd, tot ik exact dezelfde kleur had, als de eend waarvoor het was bedoeld. Geen kleurverschil dus, tussen het oude en nieuw gespoten deel van de auto. Na een paar jaar, mocht dat natuurlijk ook niet meer; Auto’s spuiten in een open werkplaats. Er moest een dure spuitcabine worden geplaatst, die moest voldoen aan allerlei strenge eisen. En dat kon bruin natuurlijk niet trekken.
Het las- en spuitwerk werd toen een tijdje uitbesteed aan Lenis Huisman, garagehouder en een goed lasser en spuiter in Onstwedde in Westerwolde. Hoe ik daar weer terecht kwam, is niet zo vreemd. Het was de buurman van mijn echtgenote, molenaarsdochter van Jan Wolfs die daar opgroeide. Regelmatig, soms om de twee weken, ging daar een eendje en een hoop plaatwerk naartoe om te worden gespoten + een paar chassis om te worden gelast. Jammer dat het naar verloop van tijd teveel werk werd voor Lenis. Hij leverde altijd vakwerk af.
Intussen liep het lekker in de nieuwe werkplaats. Naast het schooltaxiwerk en de studie, bleef er niet veel vrije tijd over. In die tijd hield ik me steeds meer bezig met reparaties en onderhoud voor vaste klantjes. Zo kwam Tjaard Eisses, de bekende noordelijke schaatstrainer, regelmatig langs, eerst met zijn blauwe eend. Later met een Acadyane. Zat er weer een rammeltje in. Of was de uitlaat lek. Na afloop van de klus, werd er altijd getrakteerd op een lekkere sigaar.